In den beginne was het Woord. En het Woord was bij God. En het Woord was God.
Evangelie volgens Johannes
Een lievelingsgrap van Hanneke, een getekende grap, die zij in de wc op de muur had geplakt. Een man roept omhoog naar een vogel: ‘Als je mij leert vliegen, leer ik jou lezen en schrijven.’
Oh, dat te kunnen, met de vogels mee te kunnen vliegen zonder dat ze voor mij terugschrikken, de taal van de dieren te kunnen spreken en met hen te zijn. Hoe anders is dat dan te zitten in de schoolbank, zoals ik het mij herinner, terwijl je buiten wilt zijn en beverige lijntjes te trekken met een kroontjespen.
En toch, en toch herinner ik mij ook die eerste ontdekking – ik was een jaar of vijf – van de woorden in een krant, dat die tekens betekenis hadden, een betekenis die mij voerde naar het geheim van de taal. Ik tekende in de kantlijn de letters na, letter na letter, zonder dat ik besefte wat letters waren, wat überhaupt lezen en schrijven was, tot het opeens tot mij doordrong dat het niet alleen maar dat was, net zo gewoon als de stoel en de tafel, maar dat die tekens iets betekenden, iets extra’s. Ik begreep dat mijn vader dit wist en dat hij daarom steeds met die krant in zijn handen zat. Ik dacht: ‘dit wil ik leren’. Ik ging naar mijn vader, wees naar de tekens die ik in de kantlijn had getekend en ik vroeg hem wat het betekende. Mijn vader lichtte op toen ik het vroeg, ook dat weet ik nog, en hij leerde mij. Het was een flits van inzicht. Een wereld die zich opende. Verrukkelijk. Toch een soort vliegen.
Hierbij voegt zich een latere herinnering. We verwachtten ons eerste kindje en we waren in Drenthe. Ik stond ’s avonds laat buiten en keek omhoog naar de sterrenhemel en zag/wist opeens (precies zoals indertijd toen ik voor de eerste keer begreep dat de tekens in de krant betekenis hadden) dat de sterren een taal spraken, een taal van licht, die het universum vervulde en waaruit het universum was opgebouwd en waaruit ook ik was opgebouwd. Ik zag het en ik schreeuwde het uit, ‘Oooooh’, want het was zo nabij en tegelijkertijd zo ver weg.
Het was overweldigend, ik was verdrietig én gelukkig. Ik begreep er niets van. Later schreef ik: Hier sta ik, verbijsterd in mijn individualiteit, omspoeld door het leven. Hoe is het mogelijk dat ik, die aan de nachtelijke hemel de sterren zie flonkeren, die de onmetelijkheid ken en door liefde word bewogen, zo word genageld aan deze bestaansvorm en daarin hulpeloos sta?
Een goed gesprek
En dan was er nog niet zo lang geleden de oude Tom, de hond van mijn geliefde Inge, die uiterst weerbarstig, noem het gerust vijandig, reageerde op mijn betreden van het gebied dat volgens hem slechts aan hem en zijn vrouwtje toebehoorde. Hij gromde net niet, hij beet net niet, maar het was heel duidelijk wie de echte reu was in dit gezelschap. Ik dacht: ‘ik moet met hem praten’, maar hoe praat je met een medeminnaar? Je hebt immers beiden gelijk en het volste recht, en de ander is hoe dan ook een eikel.
Met dat laatste begon het, kwam er een opening, want ik vond Tom niet een eikel. Ik vond het een leuke hond, een eigenwijze oude knorrepot, die wel wat op mijn oude nurkse hond Borre leek. Dus ben ik op een avond voor het slapengaan bij Tom gaan zitten en heb ik hem om te beginnen verteld dat ik hem een leuke hond vond, een eigenwijze oude knorrepot. Het was duidelijk dat hem dat wel beviel. Zijn oren richtten zich wat op, het strakke trok weg uit zijn snoet. Toen ben ik hem een beetje over mijzelf gaan vertellen, over mijn werk, over Hanneke, over een stuk dat ik aan het schrijven was. Gewoon zoals ik dat doe wanneer ik nader kennismaak met iemand die ik aardig vind. Hij zuchtte en legde zijn kop plat op de grond. Contact! Pas toen heb ik ook iets over mij en Inge gezegd, niet te nadrukkelijk, gewoon dat het niet een bevlieging was, dat ik gek op haar was en dat ik het verder ook niet begreep. Ik besloot met: je zult ermee moeten leven, met mij, en ik met jou, maar volgens mij zit het wel goed.
Dat bleek juist te zijn. Vanaf dat moment was het goed tussen ons. Hij duldde mij niet meer, ik werd in de rangorde zijn tweede baasje. En hoe dat nu kwam? Ik heb geen moment gedacht dat hij begreep wat ik zei. De rationele taal van juridische afspraken en boodschappenbriefjes kunnen we niet met elkaar spreken. Maar de taal van het hart, ja, die verstaan we beiden.
De taal van het hart is de grondtoon van ons universum. Al het geschapene – ik kan ook zeggen: alle verschijnselen – zijn afkomstig uit Eenheid en Eenheid doortrilt ons. Als ik mij open voor de taal van het hart en die taal mijn persoonlijke taal laat doordringen, als ik met andere woorden mij zonder voorbehoud zowel aan de ander als aan essentie aanbied, is er de mogelijkheid dat het wonder gebeurt en dat ook de ander met mij zo wil zijn.
Verbonden in een weefsel
Ik ben oud. De barrières zijn geslecht en, zo voel ik het de laatste tijd, opgelost. Ik loop naar buiten de tuin in. Ik hoor de vogels en volg ze in hun zijn vlucht. Ze hoeven mij niet te leren vliegen. Zij hoeven van mij niet met mes en vork te eten.
Het is alles leven hier, om mij heen, in mij. Het ruist, het golft, het trilt, al die ontelbare wezens, zichtbaar en onzichtbaar, verbonden in een weefsel waarvan ook ik deel uitmaak.
Alles is doortrokken van trilling en deze trilling is de taal, de oertaal, van het weefsel. Een taal die er altijd al was. In mij, om mij heen, in een voortdurende communicatie en resonantie.
Ik heb deze taal van het weefsel die in en door mij spreekt, lange tijd overdekt met mijn persoonlijke opvattingen, met hoe ik vond dat het moest en niet moest, maar deze oertaal is geleidelijk aan weer mijn primaire taal geworden. Alles wat ik ontmoet, wat zich aan mij voordoet is mijn medespeler in dit grootse spel. Er is niets dat ik nog extra hoef te begrijpen.
Het is zo dichtbij, de taal van de dieren, de taal van het universum, de taal van al wat groeit en is, de taal van de stilte van steen, zo dichtbij. Allemaal – van mensen tot bergen, van korstmos tot olifant – worden we geboren, nemen we in ons eigen tempo volle vorm aan en vertrekken we weer, verkruimelen we, sterven we. We nemen even vorm aan en zijn in die speciale gedaante uitdrukking van Eenheid. In ons allemaal spreekt de taal van Eenheid, hoe gefixeerd we ook zijn op overleven en persoonlijke doeleinden.
Ik noem het taal, want deze onmetelijke Eenheid, dit vloeibare zijn, communiceert via en met de oneindig vele gestalten, die allen hun eigen bestaan en hun eigen speciale taal hebben.
Het woord achter de woorden is de grondtoon van dit bestaan in ruimte en tijd. In een voortdurend gesprek.
PS Ik stuurde Martien Janssen (ik heb al een paar keer eerder iets over hem verteld) een eerste opzet voor een artikel over de taal van het weefsel. Hij heeft hierdoor geïnspireerd een song gemaakt, die je door hier te klikken kunt beluisteren.
Tevens maak ik je erop attent dat de vierde aflevering van de podcast van Roel van Duijn en mij over depressie, de dood en nieuw leven hier te beluisteren is.
Precies.
Dankjewel dat je me hier weer aan herinnert, dit is de essentie.
♥️
Wat mooi Hans! Hierin voel ik zo dat ik je dochter ben. Dit is hoe ik veelal (soms lijk ik me er niet mee te kunnen/willen verbinden) de wereld om me heen ervaar. En in de natuur en met dieren is dit zo makkelijk voelbaar. Zit zo weinig tussen. Maar ja, bij mensen natuurlijk ook. Als we dieper kijken en voelen, zonder alle (voor)oordelen. Dan blijft er niks anders over dan deze, zoals jij zo mooi zegt, grondtoon.
Tril met je mee.
Aaaahhh, wat is dit groot. En eenvoud tegelijk. Stromend. Dank
♥️
Hoe je dat onder woorden brengt: je verwondering voor de natuur. In één woord prachtig!
Wat een gelijktijdigheid (weer). Ben toevallig bezig met Deep Ecology,de geest in de natuur, die zich al geruime tijd aan het terugtrekken is en die we ook niet meer kunnen waarnemen.Ik kwam erop toen ik een haiku moest maken en het aldaar over de godin Vrouwe Natura-oorsprong van de (school van) kathedraal van Chartres wilde hebben. Een beeld in de westportaal gaat ook over In den beginne was het Woord. En dan de taal van de dieren, die heeft me altijd al geïntrigeerd. De koolmezen die een roep doen zodra ik de schuifpui open. Koolmezen maken 30 soorten geluiden, anderen zeggen 50 of zelfs 100. En ja, je kan met dieren praten is mijn ervaring als kind, ze geruststellen, jezelf geruststellen. Is er dan toch nog iets van de Deep Ecology te ervaren? Prachtig stuk Hans, terug naar de haiku achtige eenvoud. Mooie zondag.
Dank voor dit prachtig schrijven.
Wow!