De taal van het weefsel (2)

Vlak na mijn vorige blog droomde ik dat een grote zwarte wolfshond uit het niets kwam aanrennen en mij blij tegemoet sprong. Als hij handen had gehad, had hij mij omhelsd. Ik ving hem op en zakte met hem in mijn armen door mijn knieën. We rolden over de grond, en we knuffelden en stoeiden, zoals je dat kunt doen met een grote hond die je helemaal vertrouwt. Zo’n sterke vriendelijke kameraad. Wat een kracht, wat een speelsheid! Ja, bij ons beiden.

De droom sloot natuurlijk direct aan bij mijn vorige blog. De grote zwarte wolfshond en ik, we spreken met elkaar de taal van de dieren. En in het contact met hem valt alle beslommering weg. Na jaren van vermoeidheid, zeg maar gerust van uitputting, komt hij mij nu toch tegemoet, deze jeugdige kracht die niet door de dood is getekend. Het is nieuw leven. We zijn vrienden, dat vooral. Zo simpel.
We zijn vrienden, deze boodschapper van de aardse natuur en ik met mijn menselijk brein en zicht. Verschillend, en toch dezelfde taal sprekend.

Ik herinnerde mij de droom die ik zo’n 60 jaar geleden had, toen ik na een periode van somberte en lamlendigheid in therapie kwam bij een psychiater. Het eerste gesprek al had een bevrijdende werking. Ik was bereid om te vertrouwen. Een paar dagen later droomde ik dat mijn oude hond Duke, die mij gedurende mijn kindertijd had vergezeld, weer levend was en blij tegen mij opsprong.
Dat was, begreep ik later, want toen verstond ik die taal nog niet, een goed voorteken. De eerste dromen in een therapie geven immers vaak de ontvouwingsmogelijkheden weer. Nu is die kracht, uit het duister geboren, daar weer. Ik ben nog steeds in therapie. Niet meer bij een psychiater, wél bij het leven. De therapie zonder einde.

Het viel mij al als kind op, wanneer mijn moeder mij sprookjes vertelde, dat het niet meer mis kon gaan met de hoofdpersoon wanneer hij of zij bevriend raakte met een dier. Wanneer de hoofdpersoon een vriendschappelijk contact had met een dier werd er altijd een weg gevonden door het donkerste bos. Daar kon geen heks tegenop.
Zo viel het mij later ook op dat er in het Evangelie van Markus over Jezus werd gezegd: en hij was bij de wilde dieren was, en de engelen dienden hem. Dat was als het ware de slotsom nadat hij zich niet had laten verleiden door de aanlokkelijke aanbiedingen van Satan, de Tegenstander. Hij kon in de wildernis gewoon tussen de wilde dieren zijn, al die animale kracht was voor hem geen bedreiging, en vervolgens dienden ook de lichtwezens hem.
De natuur was niet de bedreiging, het gevaar school in het dubbele denken, het redenerende op beheersing gerichte denken, dat tevens het centralistische denken is. Dat was de Tegenstander.

Het is nog steeds de Tegenstander. Ik merk het nu ik zit te schrijven. Ik ben vanochtend opgestaan, ik ben alleen in huis, het is leeg, vanuit de nacht ben ik stil verbonden met de ruimte om mij heen en het woord dat in mij wacht. Ik drink een kopje koffie, eet mijn ontbijt, en ga dan zitten om verder te schrijven waar ik gisteravond was gebleven. En dan is het weer leeg, niet ruisend leeg, maar leeg leeg. Er gebeurt niets. Het woord is er, daar ergens in de diepte, maar ik ben gevangen in bedoeling en voortzetting en daarom kan het woord, dat nieuwe, niet in mij spreken. Nu kan ik, weet ik, de ruimte gaan vullen met mijn voorstellingen en handelingen. Ik kan van alles bedenken, zinnen construeren, dat kan ik heel goed, ik kan nog een kopje koffie inschenken, even een spelletje doen, er is vast nog wel iets te zien op Netflix, noem maar op – herhalingen, routines, gewoontepatronen.
Dat is dus van stenen brood maken. Het voedt niet, maar het geeft wel die suggestie en je komt er even de tijd mee door. Als Jezus deze mogelijkheid wordt aangeboden in de woestijn, zegt hij: ‘Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat.’
Daar gaat het om. Zoals ik mijn vorige blog begon: het gaat om het Woord– dat is het begin. Het Woord van Eenheid, waarin ik niet middelpunt ben met bedoeling en plan, maar instrument, deel van. Het Woord waarin ik met ben.
Dat is het voedende woord. Dat leer ik en dat leren wij mensen in deze tijd. Wachten, luisteren, ontvankelijk zijn, niet reageren maar responderen, deel van het gebeuren, present. Laat ik precies zijn: dat moeten we leren als we niet in al ons centralisme willen ondergaan.
Het is geen luxe om de taal van de dieren te spreken, de taal van het weefsel, het is niet een extra kunstje, het is levensnoodzakelijk.

PS Het is echt een vriendenjaar.
De vorige keer vertelde ik iets over een samenwerking van Martien Janssen en mij. Nu zijn er weer twee podcasts van Roel en mij op SoundCloud geplaatst. In podcast 5 spreken wij over de meisjes en de vrouwen. Podcast 6 heeft een trieste ondertoon, want we gaan in op de langdurige periode van verwijdering, wat gebeurde daar? Je kunt ze hier beluisteren.
Ja, en het houdt niet op, want de afgelopen week is het boek klaargekomen dat Dick Verstegen en ik de afgelopen twee jaar met elkaar hebben geschreven. Het verschijnt misschien al dit najaar. De titel is: Gedeeld besef, ondertitel: Brieven over het wonder in het gewone.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
4 comments on “De taal van het weefsel (2)
  1. Wouter Langeler schreef:

    Ha Hans,

    Kun je nog iets meer vertellen over de titel:” gedeeld besef?”
    Of is dat een spoiler.
    Fijn dat boek af is.

    • Hans Korteweg schreef:

      Iets kan ik wel over zeggen, Wouter. Dick en ik gingen zo’n 60 jaar geleden na een intensieve periode van vriendschap uit elkaar, juist omdat we niet meer een gedeeld besef hadden. Het was geen prettig afscheid. We gingen een verschillende weg, waarbij wij beiden kritiek hadden op de weg van de ander.
      Iets meer dan twee jaar geleden kregen we weer contact met elkaar. Dick bleek een zenboeddhistisch leraar te zijn geworden, een vorm die mij vreemd is, terwijl ik ook leraar ben, in een vorm (of in een leegte) die Dick vreemd is. Toch klikte het. Het klikte zozeer dat we besloten samen een boek te schrijven.
      Al schrijvende bleek inderdaad dat de eenheid in het verschillende en het verschillende in de eenheid een belangrijk thema was. ik vond het soms heel spannend om het gesprek voort te zetten. Ik vind dat het een goed en mooi boek is geworden.
      Iets meer duidelijk?

  2. Martha van Nederpelt schreef:

    Het doet me denken aan In den beginne was het Woord, en het Woord was bij G’d. Van waaruit ontstaat het eerste woord, het spreken. Heb dat dit voorjaar in een beeltenis aan de Mariaportaal van de kathedraal van Chartres uitgebeeld gezien: Het ging om jonkvrouwe Grammatica die dit aspect verbeelde. Prachtig gegeven.
    En wellicht heeft Marcus een manier gevonden om zich tot de wilde dieren verhouden.
    En de wolfshond lijkt me een trouwe vriend van een flink formaat;-)

Laat een antwoord achter aan Martha van Nederpelt Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*