Een droom van lang geleden (1)

De droom van eergisteren doet mij op de een of andere manier denken aan een droom die ik heel lang geleden had, meer dan 40 jaar geleden. Ik denk er nog regelmatig aan terug en als een toverbal onthult hij nog steeds nieuwe kleuren.
Voordat ik de droom vertel, eerst wat voorgeschiedenis (ik citeer uit een eerder artikel).

Rond mijn 23e jaar kwam ik onder behandeling van de Rotterdamse psychiater Reinoud Fentener Van Vlissingen. Deze man zou mijn geestelijk leraar worden, mijn leidsman, maar dat wist ik toen nog niet. Hij vertelde mij al snel over een wijze vrouw, juffrouw Hofmans genaamd, en opperde dat ik haar zou schrijven. Ik had natuurlijk over haar gehoord door de rel rond koningin Juliana en prins Bernhard een paar jaar tevoren. Juffrouw Hofmans werd destijds in de pers de Raspoetin van Soestdijk genoemd. Dat was niet wat je noemt een prettige aanbeveling. Ik nam aan dat ze een charlatan was, maar ik had vertrouwen in Van Vlissingen. Dus schreef ik haar een lange brief, waarin ik uitweidde over de vicieuze cirkels en de paren van tegenstellingen waarin ik verwikkeld was. Ik deed mijn best te laten zien dat ik een geestelijk iemand was.
Vier dagen later kwam het antwoord. Een strookje papier, drie regels in haar kriebelige schrift, drie regels in stencil. Geschreven stond er: ‘Hans, Wees maar gerust hoor. Je krijgt Hulp hoor omdat je zó dapper strijd. Wacht het maar in vertrouwen voor je af. De Hulp geschiedt lange geestelijke weg’. Daaronder stond gestencild: ‘De toegediende Hulp zal zich na bovenstaande datum 3 weken voortzetten. Neem daarna weer schriftelijk contact op. Met vr.gr. Hoogachtend’, en dan haar handtekening. Dat was dat. Ik was hevig teleurgesteld. Ik had gehoopt op een uitgebreid en respectvol antwoord, op erkenning van mijn bijzondere spirituele gaven, een persoonlijke uitnodiging gevolgd door een ontvangst in een donkere ruimte met veel kaarsen en wijze gezichten. Niets van dat alles, alleen zo’n lullig gestencild briefje. Ik legde het briefje naast me neer en opeens barstte ik in snikken uit, onbedaarlijk. Toen werd ik blij, heel erg blij, alsof er een zon in me begon te schijnen. Vanaf dat moment is mijn leven ver­anderd. Er opende zich een weg.

Dit is tekenend voor mijn contact met juffrouw Hofmans. Het ging altijd anders dan ik verwachtte en noodzakelijk achtte, en altijd weer merkte ik tenslotte met grote dankbaarheid, dat het medicijn waar ik geen vat op had, het juiste was. Zo begon het en zo zijn we ook geëindigd. Ik zag juffrouw Hofmans nooit, behalve tijdens de maandelijkse bijeenkomsten en de ‘Open Veld’ ontmoetingen, tweemaal per jaar – ik ontmoette haar nooit persoonlijk. Ik heb haar ook nooit aan de telefoon gekregen, ik heb wel geprobeerd haar telefonisch te bereiken. Dat was me een doorn in het oog, vooral omdat iedereen die via mij contact met haar opnam, al snel voor een persoonlijk gesprek werd uitgenodigd – mijn vrienden en ook de vrouw met wie ik toen getrouwd was. En dan kwamen die vrienden terug met lange verhalen, die juffrouw Hofmans over hen had doorgekregen. Ik was stinkend jaloers, maar daar liet ik niets van merken. Daar zal wel een bedoeling mee zijn, zei ik dan. Maar ondertussen hoorde God mij brommen.
Toen werd zij ziek. Zij ontving bijna geen mensen meer. Ik was in het verborgene heel triest, want ik wist zeker dat ik haar nu nooit meer persoonlijk zou spreken. Ik begon te dromen dat ik naar haar onderweg was. Nacht na nacht zocht ik haar huis, maar ik kon het niet vinden. Ik verdwaalde voortdurend en kwam dan terecht in hoge grauwe straten, een troosteloos mechanisch bestaan. ’s Ochtends werd ik moedeloos wakker.
Deze moedeloosheid, dit besef van ontoereikendheid en onmacht, duurde voort totdat er op een nacht een engel naast me liep, helemaal wit. Hij zei: ‘Wil je de weg weten?’ ‘Graag’, zei ik, en opeens zag ik, dat hij op een veerpont stond – het was bij het IJ – en met zijn gezicht naar me toe wegvoer, het wijde water op. ‘Wat moet ik doen?’ riep ik. Hij was al tamelijk ver weg. Hij deed zijn handen open en zei: ‘Wat ga je doen?’ En voordat ik het wist sprong ik. Die dag maakte ik een tekening waaronder ik schreef: ‘Ik ben bij U aan boord gegaan’.

Dit was de voorgeschiedenis. Nu komt de droom.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
2 comments on “Een droom van lang geleden (1)
  1. Debbie schreef:

    Tot de Engel kende ik het verhaal. Je hebt over je contact met Greet Hofmans ooit verteld in een ITIP-retraite. Ik was er diep van onder de indruk. Zoveel goddelijke genadigheid, altijd geweten dat deze bestond, jij ‘bewees’ het toen voor mij. En ik val er nu weer geheel van stil, nu je de Engel eraan hebt toegevoegd. Wat een prachtig geschenk was deze droom.

    Ik ben altijd gefascineerd geweest door Greet Hofmans, al voordat ik hoorde over de connectie die jij met haar had. Ik wist zeker dat haar en Juliana onrecht zijn aangedaan door de Nederlandse regering. Ik was heel benieuwd naar het ware verhaal. En ook naar het verhaal achter Bernhard, dat gelukkig later volgde door de ontluisterende biografie van Annejet van der Zijl . Laatst was de affaire weer in het nieuws, door de publicatie van Lambert Giebels, die Juliana en Greet Hofmans recht doet/in eer herstelt. (Het boek heb ik nog niet gelezen, de recensies wel.) Dat deed mij uitermate goed.

    Ik ben zo blij/dankbaar dat Greet Hofmans door jou heen scheen en dat jij middels het ITIP weer door mij hebt geschenen. Excusez-moi voor deze wat dramatische tekst, anders kan ik het niet formuleren ;-).

  2. Daniela schreef:

    Ook bij mij biggelen de tranen en weet ik, dat ik op een dag zal weten wat ik moet doen, het gewoon zal doen. Verloren voel ik mij op zulke momenten. Mijn bestaan mechanisch grijs dwalend tussen de grijze huizen. Alles wat ik tot nu toe dacht te moeten doen heb ik gedaan, vanuit wilskracht!? Nee, ook met heel veel innerlijke leiding. Hans en Hanneke, Felix en nog velen in jullie omgeving mijn inspiratiebron.
    Ik weet, het duurt zolang als het duurt. En die weerstand in mij om te springen zal op een dag overwonnen zijn.
    Nu gebeurt dat op momenten dat ik kan schilderen of mediteer. Zulke momenten geven een proefje van hoe het kan zijn. Niet om ‘het’ vast te houden en niet om ’te gebruiken’ om te vluchten of bijzonder te wezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*