In de nacht

Ik ben niet levensmoe. Wel moe van het leven. Het is wat mij betreft genoeg geweest. Maar ik beslis er niet over. Het leven beweegt mij voorbij mijn persoonlijke wensen en bedoelingen. Zo is het altijd geweest. Zo is het ook nu.

De dingen gebeuren rond een stralend middelpunt. Ik zal niet zeggen dat ik het altijd zie, maar ik weet het. Hoe ook de vorm, hoe donker ook de nacht, er is het licht van de zich ontvouwende werkelijkheid. Achter de dingen. In de dingen. Het lichtbeginsel.
In het hart is het de liefde. In het hoofd is het het weten. In de keel is het de waarheid.

En daar is de weg. Waar? Altijd hier.
Doorgang, voortgang en rustpunt in dit broze bestaan. Plaats van ontmoeting en tijdelijk samengaan.
De weg, de tegemoetkomende, die ik zoek, die ik verwacht, lijn van licht, die ik ga.

*

In de nacht komen de vragen bloot te liggen. Ze doordringen de slaap met hun scherpe hoeken. Vragen over gisteren en morgen.

Waar worstelt de mens mee in de nacht? Met het verleden en de vrees voor de toekomst. Dat is het immers.
Ja, dat is het, in woorden, maar in de nacht is het werkelijkheid. De gemiste kansen. De verkeerde beslissingen. De stommiteiten en uitglijers. En de gevolgen daarvan, ketenen van gevolgen. De boemerang die zijn uiterste grens heeft bereikt en nu terugkeert. De tol die betaald moet worden. De angstige verwachting, waartegen niets standhoudt. Totale verbrokkeling, verlies, eenzaamheid, ellendige ziektes en ten slotte de dood. Alles zo zinloos. Alles voor niets.

Kaf zonder koren. Dat is wat de tegenstander aanbiedt. Zo spreekt hij. De donkere gestalte waarmee we worstelen in de nacht. Tot aan het ochtendkrieken.
Wie kent dat niet?

*

Hij nam hen mee en zette ze over de beek en bracht ook alles wat hij bezat naar de overkant. Jakob bleef alleen achter en een man worstelde met hem tot het ochtend was geworden.
Toen deze zag dat hij hem niet aan kon, greep hij hem bij het heupgewricht, zodat Jakobs heup ontwricht werd toen hij met hem worstelde.
En hij zei: ‘Laat me gaan, want de ochtend is aangebroken.’ Maar hij zei: ‘Nee, ik laat u niet gaan, of u moet mij zegenen.’
Hij vroeg hem: ‘Hoe heet u?’ En hij zei: ‘Jakob.’
En hij zei: ‘Voortaan zult u niet meer Jakob genoemd worden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden en u hebt overwonnen.’
Toen zei Jakob vragend: ‘Vertel mij toch hoe u heet.’ En hij antwoordde: ‘Waarom vraagt u toch naar mijn naam?’ En hij zegende hem daar.
Jakob noemde de plaats Peniël, ‘want ik heb God gezien zoals twee elkaar aankijken en toch is mijn leven gered.’
En de zon bescheen hem toen hij voorbij Peniël was; hij hinkte, mank aan zijn heup.
Genesis 32:24-32

*

Zo spreekt hij. De donkere gestalte waarmee we worstelen in de nacht. Tot aan het ochtendkrieken. En dan, als wij tot het eind toe staan blijven en niet loslaten, het werkelijk willen weten, het werkelijk willen uitzoeken, worden wij gezegend door diezelfde donkere gestalte en krijgen we een nieuwe naam. Een nieuw bestaan.

Sommigen zeggen dat het een engel was, maar in de Bijbel staat alleen dat het een man was. Het is een mens, de mens die we ook zijn, maar die we om wat voor reden dan ook afwijzen, omdat we vinden dat hij niet deugt of niet past in ons huidige bestaan. Deze gestalte wacht ons op middenin de nacht, wanneer we alleen zijn, en confronteert ons met ons verleden, hetgeen we hebben misdaan en de consequenties die we vrezen. En pas wanneer we het gevecht aangaan met deze gestalte tot het licht wordt en er op onze eigen manier mee in het reine komen, blijkt die man of die vrouw een engel te zijn. Te zijn geworden. Hij is dus niet bij voorbaat een engel. Om te beginnen is hij slechts de samenballing van ons verleden, van dat wat we niet wilden zijn en toch waren, van dat wat we niet willen zijn en toch zijn.

Zodat ten slotte weg en omweg, weg en dwaalweg, toch een en dezelfde weg blijkt te zijn. En we in dit, onze rare individualiteit, mank als we gaan, toch gezegend blijken te zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geplaatst in Hans' weblog
8 reacties op “In de nacht
  1. Debbie schreef:

    Wat mooi, Hans, dank je wel.

  2. Alettte Goote schreef:

    Stilte… Dank

  3. Wiep Lont schreef:

    Ben diep geraakt

  4. Betty schreef:

    Zoooo herkenbaar en troostrijk. Dank je.

  5. janneke Blijdorp schreef:

    Ademloos gelezen. Dank je wel.

  6. Basil schreef:

    O, zo herkenbaar! En hoe troostrijk heb je dit verwoord. Dank duizendmaal dank.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*