In het paradijs (8)

Wanneer van de Boom van de kennis van goed en kwaad wordt gegeten, neemt schaamte het over van de onschuld en wordt de eenheid gebroken. En dan wordt dus het paradijs verlaten. Ik zeg ‘dus’, want waar dualiteit is, is geen paradijs – in ieder geval om te beginnen niet.
In de wereld van de dualiteit is er echter nog steeds de herinnering aan het paradijs. Er is een diep weten, je zou kunnen zeggen een herinnering voorbij de herinnering, van eenheid, van ongebroken goedheid. Deze herinnering is voor de een meer en voor de ander minder een inspiratie en een drijfveer om in dit bestaan weer heel te worden en het gebrokene te helen.
Ik denk dan meteen aan kunstenaars, mystici, sociaal bewogen politici, artsen en therapeuten, maar eigenlijk is er geen beroep, geen bestaansvorm, die niet de uitgelezen mogelijkheid biedt om op een unieke wijze heelheid te vinden en heelheid te bieden.

Over haar schouder heen, buiten het raam, kon ik de zwarte omtrekken van de bomen tegen de achtergrond van de zee zien, hun takken nog maar net met wat groene scheuten begroeid. Ze zagen er prachtig hard uit, alsof ze van een of ander zwart en zilver metaal gemaakt waren. Toen kwam mijn climax, en de bomen slingerden plotseling en iets in mij werd heel hard, zodat alles waar ik naar keek hard was, hard en heel mooi, zo mooi als alleen iets dat hard en zuiver is maar zijn kan. Ze boog zich over me heen en bracht haar tong in mijn mond, en hield hem daar tot ik geleidelijk slonk in haar hand. (Colin Wilson, De god van het labyrint)

Er is nog een andere manier om in het paradijs te zijn, al is het maar even, en heelheid te ervaren, een manier die juist in de gebroken staat voor iedereen mogelijk is: seks.
Ik herinner mij hoe de geschiedenisleraar op de middelbare school aan ons vroeg (ik vermoed dat hij Thomas Malthus behandelde) hoe het toch zou komen dat tijdens de industriële revolutie, toen veel mensen in armoede en ellende verkeerden en de vooruitzichten voor het proletariaat alleen maar slecht waren, toch zoveel kinderen op de wereld werden geschopt. Ja, hoe zou dat komen? Wij peinsden onze puberhersentjes af, vergaten de opwinding die onze dagelijkse werkelijkheid was en probeerden een doorwrocht antwoord te vinden op zijn vraag, want hij was een goede leraar en een waarderend woord van hem was goud waard. Hij nam glimlachend waar hoe wij het meest voor de hand liggende niet zagen, niet konden benoemen in ieder geval, en zei toen: ‘Seksualiteit’ (het woord ‘seks’ bestond waarschijnlijk nog niet). En voegde eraan toe: ‘De enige vreugde die arme mensen zich konden veroorloven.’
Ik weet niet of het mijn klasgenoten ook zo verging, maar ik vond het verbijsterend indrukwekkend. Natuurlijk, dat was het, dit voelde ik de hele tijd in mijzelf, die kracht, die bijna onbedwingbare kracht. Dat hadden alle mensen. En het was alsof hout tegen hout aanwreef en er zo vuur ontstond. Dat beeld zag ik voor mij, een triest beeld van even opvlammend en dan snel weer uitdovend hout, maar toch ook een heel aantrekkelijk beeld. Ja, natuurlijk, logisch, dat je op zo’n moment niet denkt aan de mogelijke gevolgen, maar alleen het vuur voelt en het vuur volgt.

Ik had toen nog niet een vriendin met wie ik vree en het lukte mij op de een of andere manier niet om te masturberen, maar ik kwam wel in mijn slaap klaar en een enkele keer ook overdag, zomaar, omdat de kracht zo groot was. Ik vond dat, behalve beschamend omdat mijn moeder het natte goed zou aantreffen, fantastische gebeurtenissen, heerlijk en beloftevol ­– zo kon het zijn wanneer ik een vrouw vond.

Terugkijkend zeg ik dat mijn seksuele ervaringen zowel lustervaringen waren als ook religieuze ervaringen. Ik beleefde niet alleen iets heel prettigs, maar er ging ook een deur open, een deur naar het wonder.
Toen ik een vriendin kreeg en we vrijden, werd dit, zowel de persoonlijke vreugde als de religieuze ervaring, vanaf de eerste keer werkelijkheid. Het was geen fantasie geweest. Mijn verwachtingen werden overtroffen. Ik besefte dat seks niet een eindpunt was, maar een weg. Een weg die we samen gingen en waar we van elkaar leerden. Een weg ook waar we van alles voor moesten opbrengen, waar het heel pijnlijk en beschamend kon zijn. We deden ontdekkingen, stuitten op grenzen, wendden ons toe, wendden ons af, koesterden geheimen en onthulden ons. Het was een enorme kracht, seks, die soms wel en soms niet te vertrouwen was, nog niet, misschien wel nooit niet. En toch, toch was daar alles, het leven, vuur, puur licht.

Nu zeg ik: Behalve dat ik ‘het’, de liefde bedrijven, het fijnste vind om te doen met een ander mens, is het ook nog eens het meest meditatieve wat ik kan doen, het meest geest openend, waardoor ik alles precies zo zie als het is, het niet alleen zie in alle helderheid maar ook vervuld van bewegende liefde.

En ik lees bij de Engelse schrijver Colin Wilson in De god van het labyrint: …dat seksuele intensiteit een inzicht geeft dat even deugdelijk is als het mystieke visioen en veel makkelijker te bereiken; maar als men wil dat het doeltreffend is, moet het gepaard gaan met een gedisciplineerde passie die gelijkstaat aan die van de yoga of de ascese.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
2 reacties op “In het paradijs (8)
  1. Debbie schreef:

    Wat mooi omschreven en hoe herkenbaar! De liefde bedrijven met jezelf hoort daar voor mij ook bij.

  2. Anita .hamburg1@hotmail.com schreef:

    Bijzonder wat je nu weer hebt geschreven …kan er soms met de kop niet bij…of eigenlijk helemaal niet …en ook weer wel ergens ..ha ha …seks …mooi …en wat een super leuke tekeningen weer van Hanneke
    …zo leuk en vrolijk …ik heb geen woorden voor jullie…wel mijn gevoel of wat dat ook maar mag heten ..,

Laat een antwoord achter aan Anita .hamburg1@hotmail.com Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*