Deze wereld van illusie (4) / Lotsverbondenheid (13)

Toen ik 18 was deed ik samen met een vriend mee aan een scenariowedstrijd, die we zowaar wonnen. We gingen de prijs ophalen tijdens een filmfestival in Arnhem. Dat smaakte naar meer. Ik wist nu dat ik niet alleen schrijver wilde worden, maar ook films wilde maken.
Rond die tijd werd ik van school gestuurd – het was vlak voor het eindexamen. Het interesseerde mij niet, want ik zou toch schrijver worden en het decor van de school verveelde mij al geruime tijd. Ik had nieuwe sets nodig, nieuwe acteurs en ik ging graag een andere wereld in. Ik ging werken in de bouw, in de Rotterdamse haven, ik ging langs de deur verkopen, zat als scheepsmeter op het water – nieuwe films, nieuw materiaal voor het meesterwerk dat ik aan het scheppen was. Ik noteerde en werkte mijn observaties uit, schreef korte verhalen, keek naar de wereld en de mensen om mij heen, zag hen bewegen en hun dingen doen.
Het was aanvankelijk spannend en interessant, maar na een jaar of drie, vier veranderde dat. Er kwam een matheid over mij en ik zag als ik om mij heen keek vooral hoe de mensen met de dood op de hielen doodlopende straten in liepen. Ik observeerde, maar anders dan mijn moeder probeerde ik hen niet te waarschuwen, ik keek zwijgend toe, met toenemende afkeer.
Al die ontelbare scenario’s kwamen eigenlijk allemaal op hetzelfde neer, het waren variaties op dit ene thema: de rondgang van een goudvis in zijn kom. Het was het enige verhaal dat ik nog zag. De decors waren weggevallen, er was alleen nog maar de rondgang in een bestaan van niets, soms met klein plezier, maar meestal zonder enig vertier. Een rondgang alleen of met een ander, maar uiteindelijk toch alleen, tot aan de plot: het laatste rondje. En waarom zou je daarover schrijven?!
Het was een wereldbeeld. Het bleek ook een ziektebeeld te zijn. De naam van het wereldbeeld was nihilisme. Ook het ziektebeeld had een naam: depressie.

In het lichtloze bestaan van de depressie leerde ik met de hulp van Reinoud van Vlissingen dat ik van het licht afgesneden was geraakt doordat ik het in mijzelf had gezocht, in mijn werk, in de filmrol die ik wilde afleveren. Ik ontdekte dat ik met mijn talent het meest fundamentele had verdrongen; met mijn ijver, mijn drift om te scheppen, had ik mijn vermogen tot liefde en betrokkenheid overwoekerd. Daar leed mijn omgeving aan en ik zelf dreigde eraan ten onder te gaan.

Veertig jaar later schreef ik een boekje, getiteld Het lot en de liefde. Ik wist inmiddels dat er geen collectieve antwoorden zijn op het individuele lot, geen algemene oplossingen. Ik had aan den lijve ervaren dat je wordt verslonden door het lot wanneer je er geen persoonlijk antwoord op geeft. Wie geen antwoord geeft wordt overgenomen; hij wordt het kind van zijn ouders, de kwalen van zijn lichaam, de stand van zijn bankrekening, een auto in de berm. Wie geen antwoord geeft wordt slachtoffer van het lot.
Daarbij had ik iets geleerd dat nog meer wezenlijk was: liefde is uiteindelijk het enige antwoord. In ieder geval voor mij. De feitelijkheid verandert niet, verlies blijft verlies, ziekte blijft ziekte, maar in de aanvaarding en erkenning van de werkelijkheid lost de isolatie op. In de erkenning van het niet-begrijpen, van het absoluut niet-begrijpen-kunnen, breekt de schil van het ‘ik’ dat op zelfbehoud is gericht, en doorstraalt liefde het oude denken. De hartenklop van het leven openbaart zich voorbij alle betekenis.
En dan blijkt (ja toch! een paradox) dat de feitelijkheid niet vaststaat: wanneer ik de behoefte aan betekenis en zin loslaat, openbaart zich betekenis en zinvolheid.

Terwijl ik mijn bestaan wil overzien en wil bevatten wat er gebeurt, het procesmatig wil duiden, word ik als het ware van achteren uit omvat en blijk ik opgenomen te zijn in een zinvol weefsel. Ik begrijp het niet, ik kan er niet de barricaden voor opgaan, maar het lot blijkt zowel afgrond te zijn als weg.
In het afgrondelijke toont zich mijn ware gezicht, het gezicht dat ik niet heb geleend van mijn vader en moeder. En de weg ga ik met hen die ook de afgrond kennen, zij zijn mijn metgezellen. Mijn ziekte, mijn lot, mijn dood heeft nog steeds dezelfde naam, maar de voorstelling is er van afgepeld. Wanneer het hart spreekt is niets wat het leek te zijn.
Ik heb dit de afgelopen jaren het duidelijkst mogen meemaken in het contact met Hanneke. Alzheimer, de naam alleen al, was de afgrond, maar alzheimer is niet alzheimer, zoals ook kanker niet kanker is, wanneer je de naam laat voor wat het is en stap voor stap de lijn van het hart volgt. Daarvan kan ik getuigen. Daarvan getuig ik. Alzheimer, zeg ik, is niet alleen het ongewenste dat het bestaan binnendringt, het is ook een engel die tot liefde wekt en in wederzijdsheid nieuwe vormen doet ontdekken. En, mag ik eraan toevoegen, alzheimer is voor mij zeer inspirerend gebleken, juist doordat ik van nabij kon ervaren dat bewustzijn niet door het brein wordt gefabriceerd, maar dat het brein een instrument is van bewustzijn.

De Tibetaanse wijze Longchenpa zegt in een van zijn teksten: Met mededogen dat niet oprijst, niet ophoudt te bestaan en zonder zelf is, is zijn-voor-anderen altijd beschikbaar. Het hoeft niet tot stand gebracht te worden[i].
Deze woorden zijn mij al meer dan 30 jaar tot leidraad. Het is waar: mededogen is mijn grond, onze grond, de grond waarin ik met alle levende wezens ben opgenomen. Mededogen vraagt geen inspanning, het vraagt inspanning om mij ervan af te wenden. Het is de meest natuurlijke beweging van respons.
Mijn depressie was een zegen, zeg ik terugkijkend. Ik werd erdoor gebroken, mijn afwending van mededogen werd gebroken, zodat ik moest erkennen dat ik volstrekt hulpeloos was en afhankelijk, dat ik niet zonder liefde kon en dat ik alleen verder kon wanneer ik mij liet leiden door dat wat er vanzelf is, het zijn-voor-en-met-anderen dat altijd beschikbaar is.
Ik probeerde namen te geven aan het werk dat ik vandaaruit vond en creëerde, noemde mijzelf psychotherapeut, groepsbegeleider, adviseur, geestelijk leraar, reisleider, maar de namen dekten nooit wat er ten diepste gebeurde. Het waren vormnamen waarin de eenvoud verloren ging. Nu ben ik gelukkig oud genoeg om geen extra naam meer te hoeven verbinden aan de weg van liefde die ik ga met mijn reisgenoten in dit bestaan.

Ik ben geen filmer geworden, geen schrijver, geen therapeut, geen geestelijk leraar. Ik ben dit wat ik ben, zo lang als ik het ben, dit in dienst van de liefde, handen en voeten en mond van mededogen. Het is een eenvoudig bestaan, dat ik wens te vervullen zolang het mij gegeven wordt.

 

[i] Het Juwelenschip, Een gids tot het besef van pure en totale aanwezigheid, het universeel scheppende principe, Uitgeverij Juwelenschip, deel 2, pagina 21.

Geplaatst in Hans' weblog
7 comments on “Deze wereld van illusie (4) / Lotsverbondenheid (13)
  1. Johanna van Fessem schreef:

    Wie geen antwoord geeft wordt overgenomen; hij wordt het kind van zijn ouders, de kwalen van zijn lichaam, de stand van zijn bankrekening, een auto in de berm. Wie geen antwoord geeft wordt slachtoffer van het lot.

    Wat prachtig en totaal nieuw geformuleerd. Dat helpt! (J)

    juist doordat ik van nabij kon ervaren dat bewustzijn niet door het brein wordt gefabriceerd, maar dat het brein een instrument is van bewustzijn.

    En dat heb ik me al heel dikwijls afgevraagd, omdat ik toch de waarheid moet zoeken, ook al zou ze me niet bevallen. Maar nu zeg jij het ook weer – uit ervaring!: Het brein is een instrument van het bewustzijn, en het bewustzijn is niet een product van het brein. (J)

    Mijn depressie was een zegen, zeg ik terugkijkend. Ik werd erdoor gebroken, mijn afwending van mededogen werd gebroken, zodat ik moest erkennen dat ik volstrekt hulpeloos was en afhankelijk, dat ik niet zonder liefde kon en dat ik alleen verder kon wanneer ik mij liet leiden door dat wat er vanzelf is, het zijn-voor-en-met-anderen dat altijd beschikbaar is.

    Ik ben ‘Volstrekt hulpeloos en afhankelijk en dat ik niet zonder liefde kan’ Dank je Hans, alweer. Dat is zo’n troost.

  2. Willemijn schreef:

    Verbinden (helend) ervaar ik jouw woorden.
    Dankjewel

  3. Bea schreef:

    ‘De Korte Weg’ heet je weblog, Hans, en dat we alleen door de lange weg af te leggen, ontdekken dat de kortste weg de beste is: die van hart tot hart. Liefde.
    Dank.

  4. Debbie schreef:

    Mooi!

  5. Ben Mentink schreef:

    Dank je wel (gelukkige) Hans. Ben blij met jouw verhaal.
    Hartelijke groet,
    Ben.

  6. Jozien schreef:

    Lieve Hans,
    Van A tot Z prachtig!
    Wat beschrijf je ook dit weer acuraat. Alle glamour is eraf en wat er over is gebleven is liefde en mededogen in alle facetten van het leven
    Ik voel me gezegend en dankbaar voor de hele weg die ik met jou heb kunnen en mogen volgen!

  7. Frans schreef:

    Lichtgevende woorden.Dank je

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*