Fasen op de weg (2) (Kreunen in de slaap)

Slapen en kreunen in de slaap
Er zijn drie hoofdwegen of methoden van onderricht: het pad van verzaking, het pad van transformatie en het pad van zelfbevrijding, die respectievelijk gebaseerd zijn op de leringen van de Soetra’s, de Tantra’s en op Dzogchen. Deze corresponderen met de drie aspecten van lichaam, stem en geest, die ‘de drie poorten’ worden genoemd omdat zij de drie wegen aangeven om tot kennis te komen.
Namkhai Norbu[1] 
Ook als ik naar mijn eigen leven kijk, zie ik dat het hard werken was. Er is duidelijk sprake van een ontwikkeling, van een stapsgewijze ontwikkeling zelfs. Mijn kort­ste weg was een tamelijk lange weg waarin ik (niet op het moment zelf, maar wel nu terugkijkend) een aantal fasen kan onderscheiden, die opvallend veel overeenkomst vertonen met de fasen zoals die door Namkhai Norbu (en andere Tibetaans boeddhistische leraren) worden beschreven.
Mijn geestelijke weg nam na veel zoeken in de voorafgaande jaren een aanvang toen ik rond mijn 23e levensjaar mijn leraar vond. In de jaren daarvoor was de hartstocht er al, evenals de onvrede met mijzelf en mijn leven in het algemeen, maar het was een dwalend bestaan waarin ik geen leidraad had. Zo nu en dan was ik even wakker en zag ik de dingen helder en dan viel ik snel weer in slaap. Maar ook deze slaap was niet ongestoord – je kunt zeggen dat ik kreunde in mijn slaap.
Ik zie nu dat ook al in deze slaap de hulp aanwezig was. Overal, in alles en via alles, is bevrijding mogelijk. Waarmee je je ook identificeert, waaraan je ook bent gehecht, juist in die gesteldheid is de redding aanwezig. Te midden van iedere neurose, is een principe dat vrij is en dat de weg wijst door de nachtmerrie naar de uitgang. Dit principe wordt in het christendom Jezus Christus genoemd en in het boeddhisme Boeddha. Ik vind de naam niet belangrijk, maar wel de erkenning dat in alle gekte het Medicijn aanwezig is en dat in alle afdwaling de Weg van de Terugkeer staat aangegeven. De Tibetaans boeddhistische leraar Namkhai Norbu vat dit als volgt samen: Hoewel zijn [Boeddha’s] natuur vrij is van haat en gehechtheden,verschijnt hij voor de wezens-met-begeerte in een begeertevorm,voor de wraakzuchtige wezens in een wraakzuchtige vorm, om hun schadelijke (natuur) te beteugelen.[2] De kiem van de terugkeer is evenzeer aanwezig in de roes van de alcoholist als in de meditatie van de monnik. In al de ver­schillende werelden of gesteldheden is de essentie volkomen vrij, stralend zich mededelend, wakker in de diepste slaap.
Dat is het uitgangspunt. En dan komt het moment dat de slaper in zijn situatie begint te ontwa­ken, dat wil zeggen dat hij begint te beseffen dat hij slaapt. De circulatie van ik-bestendiging wordt verbroken. Het pad van bevrijding neemt een aanvang.
Daarbij dient zich een methode aan.
(wordt vervolgd)
[1] Namkhai Norbu, Dzogchen, The self-perfected state. Arkana, London (p.15)
[2] Soebahoe Soetra – ontleend aan: Longchen Rabjam, The Practice of Dzogchen. Snow Lion Publications, Ithaca, New York (p. 109)
Geplaatst in Hans' weblog

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*