Fasen op de weg (3) (Luisteren en onthouding)

Ik begrijp heel goed de weerzin die sommigen voelen als het thema van de gefaseerde weg ter sprake komt. Inderdaad vindt er door de gerichtheid op fasering en het methodische een ondermijning plaats van de directe beleving, van wat hier en nu aan de orde is. Voor je het weet ben je als een maffe politicus, maar dan wel heel spiritueel, bezig met een geestelijk driejarenplan of een twintigjarenplan aan het eind waarvan het Grote Licht wordt gerealiseerd. Dat leidt natuurlijk alleen maar tot gebrokenheid en verdere isolatie.
Ik ken die gevoelens, maar ik kan aan de andere kant niet ontkennen dat er, terwijl het moment zelf een geheim is, toch terugkijkend patronen te onderkennen zijn. Patronen in het handschrift van de Kunstenaar die het bestaan schept en daarin een weg van licht aangeeft, die ik kan gaan omdat ik daarvan het meest houd. Behalve dat ik mij kan overgeven aan het handschrift en toegewijd instrument kan zijn, heb ik ook de mogelijkheid om zonder fixatie op de toekomst medeschepper te zijn en in alle bescheidenheid te erkennen welke handeling, welk voedsel, welke vorm op dit moment het meest strookt met mijn zo-zijn. Die twee – overgave en medeschepper zijn – horen bij elkaar. Er is niet alleen onbenoembare leegte, er is ook steeds weer vorm. Of zoals de Hartsoetra het zegt: Vorm is leegte en leegte is vorm, leegte verschilt niet van vorm, vorm verschilt niet van leegte, wat vorm is is leegte, wat leegte is is vorm[1].
*
Luisteren en onthouding – algemeen
Het begint met luisteren en bezinnen. De directe leer wordt in de loop van de tijd steeds weer mondeling overgedragen door levende leraren en schriftelijk door levende leraren en door degenen die op de een of andere manier in hun traditie staan. De leer kan door de potentiële leerling pas worden opgenomen wanneer de geestelijke doofheid enigszins wijkt. Hij is buitenstaander totdat hij zelf iets begint te horen dat hem aanspreekt en waarvan hij meer tot zich wil nemen. Wanneer hij zijn innerlijk oor gaat volgen, wordt hij van buitenstaander deelgenoot.
Wanneer deze eerste ruimte er eenmaal is, kan het luisteren worden bevorderd door te vragen en door het gehoorde, hoe gering dat misschien ook is, toe te passen in de dagelijkse praktijk. Daarnaast kan er gemediteerd worden op teksten, die in tegenstelling tot het vloeibare woord van het mondelinge onderricht tot de gecondenseerde schriftelijke leer behoren.
Als de leer aansluit bij de beginnende leerling, zal dit ertoe leiden dat hij zich in zijn bestaan minder laat bepalen door persoonlijke belangen – het krachtenspel van begeerte en haat – en meer door de richtlijnen die door de leraar en diens traditie worden aangeboden. Hij gaat zich onthouden van datgene wat in strijd lijkt te zijn met de leer en met andere woorden een vorm van ascese beoefenen.
Zodra de leerling zich niet meer laat leiden door persoonlijke belangen, zich niet afwendt van hetgeen hij vreest en niet najaagt wat hem lust schijnt te bezorgen, creëert hij geen nieuwe ‘slaap-stof’, geen nieuw karma. Langzaam maar zeker wordt op deze manier het oude karma uitgediend, zodat tenslot­te totale bevrijding kan plaatsvinden.
In boeddhistische geschriften wordt met nadruk gezegd dat het vele levens kan duren voordat men louter via het pad van luisteren en onthouding (ofwel het pad van luisteren en prediken, zoals de meer officiële term is) tot verlichting komt. Dit lijkt, zeker voor de snelle, op efficiëntie gerichte westerling, een goede reden te zijn om het pad van luisteren en onthouding niet te blijven volgen, maar wie zegt dat dit niet al het 67e leven is dat je dit pad volgt? Het is dus best mogelijk dat je juist in dit leven via dit pad de verlichting deelachtig kunt worden.
Hoe dan ook begint de weg voor velen met luisteren, navolgen en onthouding.
Luisteren en onthouding – persoonlijk
Ook mijn geestelijke weg begon met het pad van luisteren, dat na enige tijd ook een pad van onthouding werd. Ik vertrouwde mij om te beginnen toe aan een leidend beginsel (het contact met mijn leraar en de richtlijnen die hij mij gaf) en ik probeerde mij te onthouden van datgene waarin ik in de jaren daarvoor mijn heil had gezocht. Ik wenste mij, zoals ik het toen formuleerde, geheel te laten leiden door en in dienst te stellen van de bedoeling van de Ene. Om dat te kunnen doen, moest ik vrij worden van patronen van ge­hechtheid die het mij onmogelijk maak­ten om instrumenteel te zijn. Ik stopte met het gebruik van een aantal middelen, zoals amfetamine, nico­tine, LSD en de zoge­naamde softdrugs. Ik werd vegetariër en ging in het algemeen ‘gezond’ eten.
Er kwam orde in mijn bestaan; ik vertaalde een paar boeken uit het Duits, ik schreef regelmatig en ik begon op allerlei manieren mijn geestelijke ontdekkingen door te geven aan anderen. Dit laatste had tot gevolg dat het contact met de meeste mensen uit mijn oude vrienden- en kennissenkring verwaterde. Van sommige mensen die een negatieve of een neerdrukkende invloed op mij hadden, nam ik actief afstand. Zo kreeg ik binnen een paar jaar een bijna geheel nieuwe vrien­denkring. Ik trouw­de met een vrouw die ik trouw was en wij kregen drie kinderen. In dit alles leerde ik mijzelf te beheersen en mijn krach­ten te bundelen, ook als ik dat niet meteen als aangenaam ervoer. Om het in alchemistische taal te zeggen: de draak werd gebonden – het proces vond nu plaats binnen de retort.
Ik stelde mijzelf regels en hield mij daaraan. Ik loog niet meer, ik be­droog niet meer en ik liet mij niet meer bepalen door hetgeen ik vreesde. Discipline ging een grote rol spelen. Ik koos voor het door mij goed geachte en hield mij verre van het door mij kwaad geachte.
(wordt vervolgd)

[1] Buddhist Wisdom Books, Translated and explained by Edward Conze, Mandala, London, 1988 (p. 103)
Geplaatst in Hans' weblog

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*