In het paradijs (3)

Zo staat het in Genesis 2: En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. (…) En de Here God zei: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. (…) Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal „mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is.

*

Geluk is niet iets constants. Je kunt het niet beetpakken en in een doosje doen, voor later, wanneer de kinderen uit huis zijn en het beter uitkomt. Het is er of het is er niet. Als een zuchtje wind dat langs je wang strijkt. Je kunt het niet grijpen. Je kunt het genieten en als je het geniet is het heel gewoon. Je merkt er eigenlijk bijna niets van, want je bent het.
Zo genietend gaan mijn vrouw en ik door het leven. We lopen door een dal omlaag naar een dorpje in de diepte, witte huizen, donkere daken. Mijn vrouw wijst naar een boom en zegt: ‘Die boom staat daar altijd alsof hij weg wil lopen maar het niet kan.’
Wij zijn hier nooit eerder geweest, zij ziet de boom voor het eerst en toch is hij voor haar ‘altijd’. Altijd – zij gebruikt dat woord de laatste tijd vaak. Ik vermoed omdat het toch een soort zekerheid geeft in de immense onzekerheid van haar bestaan zonder bakens. Er is dan in ieder geval de draad van al die door de tijd is geregen, al in alles, al in altijd. Altijd die boom, altijd ik die de boom waarneem, altijd wij die daar lopen in het licht van de zon.

Wij zijn in ons appartement in Sauerland. Daar wil Hanneke voortdurend naar toe wanneer we in ons huis in Zutphen zijn. We zijn daar nog niet aangekomen of ze vraagt mij: ‘Wanneer gaan we weer?’ Maar we zijn nu vier weken in Jagdhaus, dat is een eeuwigheid, en ze houdt heel veel van ons huis in Zutphen dat om haar heen sluit als een vertrouwd kledingstuk. Is het er nog wel? Of moeten we hier altijd blijven? Gaan we nooit meer terug?Altijd en nooit, dat ligt zo dicht tegen elkaar aan. Je weet het nooit als er geen einde is en geen begin.
De gedachte dat we nooit meer ons eigen huis zien maakt haar eerst onrustig en dan verdrietig. Ze raakt meer en meer in de war. Een kluwen van gedachten. Kunnen we niet naar Zutphen gaan? Even in ieder geval. Moeten we hier altijd blijven? Van wie moeten we hier blijven? Waar zijn we trouwens? En dan zegt ze: ‘Wie ben jij eigenlijk?’ Ik zeg: ‘Ik ben Hans, ik ben je man.’ ‘Oh, ben je die gast.’ En voor zich uit: ‘Ik ben zelfs met hem getrouwd, maar dat weet ik niet zeker of het waar is.’
Ja, ik ben haar man. Zij is mijn vrouw. Wij zijn beiden uit de oermens genomen en er is huid om ons heen gegroeid, en in ons zijn eigen gedachten gekomen, wensen, geheimen, zodat we steeds meer zelfstandig werden, autonoom bijna, met verschillende taken, met visie en beleid en hartstocht, met vechten en vrijen en samen bidden. Apart en toch samen. En nu zijn we de laatste jaren steeds meer tot een bijna huidloos bestaan teruggekeerd.

Zij wil graag even terug naar Zutphen om te zien dat het huis er nog steeds staat en dat binnen alles nog hetzelfde is. Ik heb geen zin om 3 uur heen en 3 uur terug te rijden, maar ik vind het ook heel naar voor haar dat ze gekweld wordt door de angst dat zij ook dit moet verliezen. Ik kan wel zeggen dat dat erbij hoort, bij haar vorm van alzheimer, maar ja, daar wordt het niet mee opgelost. De onzekerheid blijft, het valluik, het zwarte water eronder.
Het is een dilemma, want ik weet zeker dat zij, als ik naar Zutphen rijd en ze het daar even heeft gezien, meteen weer terug wil naar Duitsland. Ik heb geen zin om heen en weer te blijven rijden. Bovendien heb ik het hier veel te veel naar mijn zin. Opeens krijg ik een idee. Ik schrijf op een briefje hoe het zit, wat wij hier doen en dat we heus ook teruggaan. Het helpt. Ze is er blij mee en leest het briefje steeds weer terug. ‘Heel lief,’ zegt ze. Ach, het gaat niet om hier in Duitsland of daar in Zutphen, het gaat om dat zachte, de liefde, het contact. Het gaat om de eenheid.

Is dat lastig? Ja, het is lastig. Is het haar schuld? Nee, ze kan er niets aan doen. Zij is ziek, en ook zonder ziekte: zo is zij, mijn vrouw, en daaraan kan zij niets veranderen. De belofte van verandering is weggevallen. Het is zoals het is. Mijn vrouw, vlees van mijn vlees, been van mijn gebeente. Mijn vrouw, mijn hulp, nu niet minder dan vroeger. Mijn tegenover.

Ik vind het wonderlijk dat ik, die zo op mijn vrijheid ben gesteld en mij mijn leven lang door mijn vrijheidsliefde heb laten leiden, dit bestaan met mijn zieke vrouw niet als toenemend benauwend ervaar. ‘Is het niet een grote beperking voor je?’ wordt er weleens voorzichtig aan mij gevraagd, ‘al die zorg, jij had je toch ook iets heel anders van jullie toekomst voorgesteld?’
Ja, het is waar, ik had mij mijn oude dag, onze oude dag, volkomen anders voorgesteld, maar dat is niet de kern. Ik heb mij op de belangrijke momenten in mijn leven godzijdank niet door mijn voorstellingen laten leiden. Alles wat voorstelling was viel weg op de momenten dat het erom ging. En in plaats daarvan kwam wat ik verwondering noem: het aanschouwen en ervaren van de concrete werkelijkheid als een liefdevolle uitnodiging.
Dat is ook nu gebeurd. Het was en is een uitnodiging die ik niet kon en kan afslaan. Er is niet iets vreemds en ongewensts met mij en ons gebeurd, integendeel, we zijn opgenomen in het meest nabije, het meest eigene.
Het is gebeurd en het gebeurt steeds weer opnieuw.

We zijn apart in de wereld. Man en vrouw. Met een verschillend lichaam, verschillende psyche, verschillende ouders en voorouders, verschillende opleiding, verschillende smaak. Ieder met ons eigen lot. We haten en we hebben lief. We begeren en we stoten af. En in dit alles, achter dit alles, is het paradijs waar wij verbonden zijn tot Eén, in de Oorspronkelijke Mens, die niet man is en niet vrouw is, de Oorspronkelijke die de hof van Eden bewerkt en bewaart.

*

Voordat ik nu verder ga, nog een opmerking:
Het is een grove vergissing van Adam te menen dat de vrouw uit de man is genomen. Hoe haalt hij het in zijn hoofd? Het is een naïeve en toch arrogante misvatting. Echt iets voor een man.
Ik laat het er niet bij zitten.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
7 comments on “In het paradijs (3)
  1. Janneke Blijdorp schreef:

    Wat een mooie en fijne reeks schrijf je hier weer. In je vakantie nog wel. Maar ook dat is wellicht iets uit de wereld van de voorstellingen: dat wat we vakantie noemen. De concrete werkelijkheid zoals die zich aandient aanschouwen in verwondering; zonder er iets tussen te zetten of aan toe te kennen of iets weg te willen hebben.
    (Ook) ik ben op vakantie in de bergen met mijn man. We wandelen veel. Hoe hoger we komen en des te leger het landschap boven de boomgrens zich manifesteert, des te gemakkelijker lijkt dit te zijn. Vanuit hier isalles mogelijk.
    Ik ben benieuwd naar je scheppingsverhaal waarin man en vrouw uit het ongedeelde Zijn ter wereld komen.
    Het verhaal van die rib is inderdaad niet erg waarschijnlijk.

    Geniet van jullie vakantie in Duitsland.

  2. W Post schreef:

    ‘Ik laat het er niet bij zitten.’
    Deze afsluiting van jou, maakt me aan het lachen.
    Herkenbaar en fijn te lezen voor de vechter die ik zelf ben.
    Klein beetje herkenning en humor.
    Wilma

  3. Marina schreef:

    Wat paradijselijk geschreven Hans! Dank je

  4. Johanna van Fessem schreef:

    Zucht. Zo mooi weer! Vooral ook dit:

    Ik heb mij op de belangrijke momenten in mijn leven godzijdank niet door mijn voorstellingen laten leiden. Alles wat voorstelling was viel weg op de momenten dat het erom ging. En in plaats daarvan kwam wat ik verwondering noem: het aanschouwen en ervaren van de concrete werkelijkheid als een liefdevolle uitnodiging.
    Dat is ook nu gebeurd. Het was en is een uitnodiging die ik niet kon en kan afslaan. Er is niet iets vreemds en ongewensts met mij en ons gebeurd, integendeel, we zijn opgenomen in het meest nabije, het meest eigene.
    Het is gebeurd en het gebeurt steeds weer opnieuw.

    Ja. Zo wil ik het ook!

  5. marian lamboo schreef:

    Lieve Hans,

    Heel erg mooi Hans, zo kan liefde dus ook zijn….. Zo wordt de liefde dus ook….. Al liefhebbend.
    Ik ben wel benieuwd hoe het dan wel zit met die man en die vrouw…. Horen we vast ook nog wel.
    En ik wens jullie samen nog heel veel genieten en samenzijn toe.
    lieve groet Marian

  6. Anita schreef:

    Dankjewel Hans lfs Anita …..

  7. Petra schreef:

    Op momenten dat het erom gaat, je niet door je voorstellingen laten leiden. Dat is zo’n belangrijke levenshouding. Dankjewel dat je me, juist in de situatie waar ik nu in zit weer aan herinnert.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*