In het paradijs (5)

Ik maak je er om te beginnen graag op attent dat ik dit najaar weer lezingen ga geven. Ik begin op zondagmiddag 10 november in Utrecht. Nadere informatie vind je op de agendapagina van dit weblog.

 

 

En de Here God zei: Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. (Genesis 2:18 – NBG-vertaling 1951)

Dit is weer zo’n vertaling waarbij de interpretatie vanuit een al bestaande opvatting aan de vertaling vooraf is gegaan. Het is opvallend zo vaak als er een Bijbelvertaling is afgeleverd waarbij de vrouw (of het vrouwelijke) een meer inferieure functie krijgt toebedeeld dan door de oorspronkelijke tekst wordt gerechtvaardigd en de man (of het mannelijke) een meer centrale rol krijgt toebedeeld. En dat terwijl de vertalers toch beslist geen stoethaspels zijn of waren, maar kenners van het Hebreeuws en de Bijbel in het algemeen, liefhebbers, begiftigd met een goed taalgevoel.
Hoe is dat toch mogelijk? Ik vraag het mij vaak af. Ik ga niet uit van kwade trouw, maar vermoed dat het voor theologisch geschoolde vertalers moeilijk is zich los te maken van de cultuur, de gevestigde kerkelijke visie, en dat daardoor het directe religieuze besef in het gedrang komt. Je kunt ook zeggen: de traditie komt in de plaats van de ontdekkingsreis.

Het begint er bij deze vertaling al mee dat de hoofdpersoon van de Bijbel, God, voortdurend ‘Here’ wordt genoemd, alsof de Almachtige een man is. Kijk, Jezus is een man, daar hoeven we niet over te twisten, maar is God een man of mannelijk? Het scheppend begin van alles, alomtegenwoordig, zelf zonder begin en zonder einde, begin en einde van alles, is God toch één van de twee, namelijk mannelijk?
Het betreft hier de onuitsprekelijke vierletterige Naam Jod He Wav He, waarin, zoals een rabbijn ons toelichtte, drie vormen van het werkwoord zijn te herkennen zijn: de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en de toekomende tijd (en dat tegelijkertijd!). Vandaar de klassieke vertaling: de Eeuwige. En de Eeuwige God zei: het is niet goed dat de mens alleen is. Ook heel goed te verdedigen is: En de Tegenwoordigheid Gods zei… (zoals Johanna van Fessem vertaalt in een briefwisseling die ik met haar had). Het is immers altijd NU, waarin we al dan niet in eenheid zijn.

En dan de zinsnede: Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. Letterlijk staat daar in het Hebreeuws: een hulp hem tegenover. Dat vind ik iets heel anders dan een hulp die bij hem past. Bij een hulp die bij de man past, is de man het middelpunt. Als je in een winkel kijkt of een broek je past, voel je of hij te strak zit of te los, of hij lekker zit, en je kijkt hoe hij je staat. De broek is een voorwerp dat je aanschaft indien hij aan je criteria beantwoordt en dus bij je past. De broek bestaat om het zo te zeggen niet op zichzelf en kan ook niet wanneer hij uit het kleedhokje komt zeggen: ‘Ik pas jou misschien wel, maar jij past mij niet.’
Wanneer ik een groep leid, zit Hanneke tegenover mij in de cirkel 180˚ van mij af, recht tegenover mij dus. Zo doen we dat tegenwoordig bij een groep van 10 mensen (bij voorbeeld een Dzogchen studiegroep) of een retraite met 30 deelnemers, maar vroeger deden we dat ook wanneer we groepen leidden met 120 deelnemers. Ik zie niet wat zij ziet, maar ik zie haar wel. Zij ziet wat ik niet zie, zij voelt wat ik niet voel. Zij is mijn tegenover, mijn hulp.
Niet mijn hulpje.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
6 comments on “In het paradijs (5)
  1. Debbie schreef:

    Wat fijn om dit nu zo precies te weten. Het past ook zo binnen de gender-discussie die nu speelt. En ik ben er bij op zondag 10 november, ik verheug mij erop.

  2. Lida Dijkman schreef:

    Dag Hans en Hanneke, wat weer een prachtige blog’s. Mijn tegenover dat is inderdaad zo veel begrijpelijker voor mij dan een hulpje. Mooie tekening erbij.

    Lieve groet Lida

  3. Johanna van Fessem schreef:

    Wat is die tekening een prachtig Tegenover!

  4. Martha schreef:

    Wat me eigenlijk als eerste opviel waren de twee witte vlakken in de tekening van Hanneke, die voor mij subtiel maar duidelijk contact hebben middels een wit rietje. Toen pas zag ik de gekleurde ‘hekken’, en associeerde het met het sneeuwlandschap van Armando met zijn zwarte hekken, ook uitlopend op wit. Aan het eind van Hans’ stuk, gelukkig, ik vond het humorvol: ‘Zij is mijn tegenover, mijn hulp. Niet mijn hulpje’. Ah, wat fijn toch steeds weer Hans, de vertaling ontrafeld. Dank, dank.
    Martha

  5. marian lamboo schreef:

    lieve hans en hanneke

    Een mooi begin van een verhaal en een prachtige tekening van Hanneke,
    Beiden een kunststuk. Het een in wording en het andere van begin tot einde, van links tot rechts en van boven tot onderaan een afgerond geheel die tegelijkertijd een uitzicht biedt en een opening.
    Lieve groet Marian

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*